ik zag ’m meestal een keer of twee in de week
en as de polisie
dan effe niet keek
schuifelde hij in ze ouwe jas
die door geen kleermaker meer te redde was
tusse de mense door – langs ’t terras
daar schooierde hij dan een poossie
met ze handel: lucifers per doossie
hij was altijd in voor een of ander geintje
en vanwege ze neus noemde wij ’m blauwe heintje
ik kocht altijd een doossie
van ’m voor een duppie per stuk
maar op ’n zekere dag had heintje
me toch heel aardig tuk
hij had me zojuist weer ’n leveransie
gedaan
en op de volgende hoek bleef ik effetjes staan
om lekker ’n peukie
sigaar an te steke …
en toen – toen is heintje
’n oplichtertje gebleke!
gelijk de volgende keer dat ik ’m zag
hield ik ’m staande en dee
me beklag - maar hij zweeg
toen ik see: héé zwerver dat doosje wat je me verkoch
heb – dat was leeg!
maar na een seconde kwam heintjes
repliek
hij see: jonge – ik
stuur onmiddellijk een klacht naar de fabriek!
ik heb eerst nog effe
gelache maar het deed me toch zeer
en ’k see: nee heintje – jonge – van binne ben
je geen heer
enne – voortaan mot ik van jou geen lucifers
meer
een tijdje daarna – het vroor dat het kraakte
–
liep ik op straat toen een hand me schouwer anraakte
ik draaide me om en zag heintje
en net op het moment dat ’k kwaad verder wou gaan
zag ik de blomme op
ze ziekefonsbrilletje staan
toen heb ik uit spijt me laatste riksdaalder gegeve
en terwijl ’ie van miserabeligheid
stond te beve
gaf ie me een knipoog – en strompelde voorgoed
weg uit me leve
een jonge agent heeft op ze laatste ronde
heintje an de voet van rembrandt gevonde
z’n bezittinge bestonde uit ’n armzalige cent of zes
en een heel klein pakketje – met mijn adres
ik nam ’t an en
bekeek ’t een poossie
en ’k voelde ’t meteen ’t was een luciferdoossie
’k maakte ’t ope met ’n wantrouwend
gezicht
want o jee – het woog weer zo licht
maar nee - toch zat er niet helemaal niks in
want toen ’k het openschoof vond ik er me eige riks in!!
tekst: TOM MANDERS
© 1958