me bolhoed op me ene oor

 

me bolhoed op - me ene oor

zo slenter ik - het leven door

met een duppie hier

en een stuiver daar

haal ik mijn kossie bij mekaar

 

ik heb een bank - in ‘t plantsoen

daar ga ik 's nachts - me tukkie doen

ik zie - ik zie - wat u niet ziet

veel zonneschijn - maar ook verdriet

 

want naast ‘t geld waar ‘t om gaat

ligt ook de humor vaak op straat

je bent een reuze stommeling

as je dat zomaar liggen laat

 

je grootste vijand wordt je vriend

wanneer je lacht en niet steeds grient

en je de wereld maar niet ziet

alsof je beter hebt verdiend

 

me vrijheid is - me kapitaal

de blauwe lucht - betaalt me rente

en dreigt men mij - soms met de nor

dan druk ik gauw mijn grote snor

 

ik heb een schat - van een ouwe hond

die zwerft mee - de wereld rond

de slager bij - ons in de buurt

die heeft zijn gierigheid bezuurd

 

mijn hond dat is - een rare kees

want vraagt 'ie om - een stukkie vlees

en krijgt meneer - dan niet zijn zin

dan breekt ie bij die slager in

 

ga ik soms eens onverwachts eens uit

en as ik dan ons fluitje fluit

dan komt ie met een reuze vaart

en kwispelt vrolijk met zijn staart

 

van 's morgens vroeg tot 's avonds laat

trekke we samen langs de straat

hij is een heer van groot formaat

en ook mijn trouwste kameraad

 

de vrijheid is - ons kapitaal

de blauwe lucht – betaalt de rente

en dreigt men ons - soms met de nor

dan drukken wij ons grote snor - ja onze grote snor

 

oorspronkelijke titel: paris canaille

tekst: LÉO FERRÉ

muziek: LÉO FERRÉ

© 1953

 

nederlandse tekst: TOM MANDERS

© 1957