Iedereen die veel gereisd heeft,
Zegt al gauw ‘s lands
wijs ‘s lands eer.
Laat de mensen in hun waarde,
Maar soms wist ik ‘t
niet meer.
Is een Schot nou echt zo gierig,
Houdt een Duitser zo van worst.
Is een Italiaan zo’n
minnaar
Heeft een Deen zo’n
grote dorst.
Is een Fin nou echt zo finnig,
houdt een Belg zo van petat.
Is een Spanjaard echt zo vurig en een
Siamees een kat.
Is in Luxemburg zo’n
luxe, zijn Nieuw Zeelanders nooit oud.
Zijn de IJslanders
veeleisend, zijn de Polen altijd koud.
Moet een Oosterijker
wenen, zijn Afghanen echt zo honds.
Krijgen op ‘t
Maagdeneiland, alle manne steeds de bons.
Houdt een Lap je voor het lapje, zijn
Tartaren dol op vlees.
Zijn tapijten voor een Pers iets, als ping pong voor een Chinees.
Zijn Australiers
zo stralend, kijkt de Groenlanders nooit zwart.
En is elke Zuid Afrikaander
in ze hart nou zo apart.
Maken alle Portugezen de sardientjes voor
ons dood,
Zijn de vrouwen nou op Bali,
echt van preutszichheid ontbloot.
Zijn de Joegoslaven
slaven,
Schaatsen Noren nou altijd.
Is een Fransman goed in liefde,
En een Turk in gastarbeid.
Kauwt een Yankee altijd kauwgom,
En zijn Zweden altijd blond.
Mint een Arabier vier vrouwen,
En een Engelsman zijn hond.
Al die nationaliteiten vormen wel een
vreemd geheel,
Ik heb daarop maar één antwoord in goed
Hollands….
WEET IK VEEL!
tekst: tom manders
muziek: tom manders
© 1971